poelet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- poe·let
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘soepvlees’ voor het eerst aangetroffen in 1698 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poelet | |
verkleinwoord | poeletje | poeletjes |
Zelfstandig naamwoord
- goedkoop soepvlees
- Als vlees heb je iets goedkoops nodig: soepvlees, poelet,schenkel, een mergpijpje, of koppen en karkassen van kip, konijn.Ook de afgekloven botten van gebraden kip geven veel smaak. Reken voor een krachtige bouillon 300 à 400 gram vlees plus 500 grambotten. [4]
- stoofvlees gesneden in blokjes
- Het staat op de kaart van menig cafeetje of streekrestaurant in Limburg: zuurvlees (zoer vleis). Kern van dit traditionele gerecht is gemarineerd paardenvlees. Dat stuit sommigen misschien tegen de borst, maar u moet wel bedenken dat poelet (in dobbelstenen gesneden stoofvlees) van paard malser en minder pezig is dan dat van rund. [5]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord poelet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poelet" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ "poelet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ poelet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Onno Kleyn 26 november 2005,
- ↑ NRC Annelène van Eijndhoven 25 april 2005
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be