Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poei·er·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpoeieren

poeierden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afpoeieren
    • Wij poeierden af. 
    • Jullie poeierden af. 
    • Zij poeierden af. 

Gangbaarheid