Napoleon en William Pitt verdelen de wereld alsof het een plumpudding is
  • plum·pud·ding
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘soort pudding’ voor het eerst aangetroffen in 1746 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plumpudding plumpuddingen
verkleinwoord

de plumpuddingm [3]

  1. (voeding) een uit Engeland afkomstige pudding die men met kerstmis eet bestaande uit gekonfijt fruit, rozijnen en krenten
    • Kerst zonder plumpudding is voor Engelsen geen Kerst. Het machtige gerecht - goed voor een volle maag van de working class - stamt al uit de 17de eeuw. Charles Dickens schreef erover. „Als je alle kliekjes mengt met gedroogd fruit wordt het vanzelf lekker.” Er ligt nu ook een moderne versie in de supermarkt. [4] 
  • als een (plum)pudding in elkaar zakken
zo in elkaar zakken dat er niets meer van overblijft
  • Kandidaat Marcel moest wijken, maar het meeste medelijden wekte Manuela op met haar dramatische handgevormde pie. Als een plumpudding zakte het deegbakje in de oven ineen en alle vulling - kip, spek en abrikozen - lag naast een zielig hoopje deeg. "Dit wordt helemaal niks, dramatisch!", constateerde Manuela, die ook bij de eerste opdracht uit de bocht was gevlogen.[5]