Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ploe·te·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ploeteraar ploeteraars
verkleinwoord ploeteraartje ploeteraartjes

Zelfstandig naamwoord

de ploeteraarm

  1. iemand die harde moeizame arbeid verricht zonder veel plezier of voldoening
    • De sombere magere man is een echte ploeteraar. 

Gangbaarheid