• plag·ge
  • afleiding van  plag ww  met de uitgang -e [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord plagge plaggen
verkleinwoord

deplaggev/m

  1. afgestoken stuk met gras of heide begroeide grond
vervoeging van
plaggen

plagge

  1. aanvoegende wijs van plaggen
61 %van de Nederlanders;
26 %van de Vlamingen.[2]