plag
- plag
- In de betekenis van ‘zode’ voor het eerst aangetroffen in 1377 [1]
- Uit het Middelnederlands plagge uit het Middelnederduits plagge, waarschijnlijk verwant met flagge en vlagge [2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plag | plaggen |
verkleinwoord | - | - |
- een afgestoken zode van een heideveld
- Vroeger werden er met plaggen hutten gebouwd.
vervoeging van |
---|
plaggen |
plag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaggen
- Ik plag.
- gebiedende wijs van plaggen
- Plag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plaggen
- Plag je?
- Het woord plag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plag" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plag op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be