• plaag·zucht
enkelvoud meervoud
naamwoord plaagzucht
verkleinwoord

de plaagzuchtv / m [1]

  1. de lust op iets of iemand goedmoedig te pesten
     Gelieve voortaan echter te bedenken dat elke mens beelddrager Gods is, en dat geen plaagzucht het waard is er Zijn evenbeeld in enig individu, volk of ras voor te beledigen.[2]