pippeling
- pip·pe·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pippeling | pippelingen |
verkleinwoord | pippelingetje | pippelingetjes |
de pippeling m
- (plantkunde) appelras
- (voeding) rimpelige, lang bewaarde appel
- [1] renetappel, goudappel
- Het woord pippeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pippeling" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ pippeling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be