man met piekhaar
  • piek·haar
enkelvoud meervoud
naamwoord piekhaar
verkleinwoord

het piekhaaro

  1. haar dat op een wilde manier naar alle kanten uitsteekt
     Toen hij weer opkeek, bleken de slungels met hun piekhaar verdwenen.[2]
     Als het bij die ene column was gebleven, hadden we het er nu misschien niet over gehad. Maar 'Wilco Kelderman bestaat niet' werd ook de titel van een bundeling van Zonnevelds columns. Op de cover stond een foto van Kelderman. "Het hoofd van Wilco, met van dat piekhaar door zijn helm", beaamt Zonneveld. "Dat vond ik wel een ding, ja. Ik heb Wilco van tevoren gebeld en gevraagd wat hij ervan zou vinden. Hij vond het wel prima. Volgens mij kon hij de humor er wel van inzien."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Wilco Kelderman bestaat en gaat misschien wel de Giro winnen” (24-10-2020), NOS