enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pied     le pied     pieds     les pieds  

pied m

  1. (anatomie) voet
  2. (spreektaal) plezier, lol
    «Les courses de voitures sur la nationale les samedis soirs, c’est vraiment le pied sauf quand les flics débarquent pour nous faire chier.»
    De autoraces op de Route Nationale op zaterdagavond zijn echt te gek, behalve als de smerissen eraan komen om ons te treiteren. [1]
  3. (spreektaal) stommeling, ezel, sufkop [1]