Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·tert los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lospeuteren

peutert (…) los

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lospeuteren
    • Jij peutert los. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lospeuteren
    • Hij peutert los. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van lospeuteren
    • Peutert los! 

Gangbaarheid