Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peu·ter·den los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
lospeuteren

peuterden (…) los

  1. meervoud verleden tijd van lospeuteren
    • Wij peuterden los. 
    • Jullie peuterden los. 
    • Zij peuterden los. 

Gangbaarheid