peunen
- peu·nen
- uit het Bargoens
peunen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
peunen |
peunde |
gepeund |
zwak -d | volledig |
- heel hard werken
- overgankelijk (voetbal) heel hard schieten van de bal bij voetbal
- ▸ Voor de warming-up dienden de mannen in beweging te blijven. Er gingen weer de nodige “moonwalks” over het veld en menig bal werd in het doel gepeund.[1]
- [1] sloven
de peunen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord peun
- Het woord peunen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “VV Rozenburg” (2009)