petoet
- pe·toet
- Leenwoord uit het Javaans, in de betekenis van ‘gevangenis’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | petoet | petoeten |
verkleinwoord | petoetje | petoetjes |
de petoet m
- (juridisch), (informeel) gevangenis, bajes
- En zo belandde hij in de petoet.
- Het woord petoet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "petoet" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "petoet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Nicoline van de Sijs DBNL
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be