percer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
percer |
perçais |
percé |
eerste groep | volledig |
percer
- onovergankelijk, doorbreken, bekendheid krijgen
- overgankelijk, bespeuren, doorzien, ontdekken, iets in de gaten krijgen
- overgankelijk, (metaalbewerking): boren, van een gat