• pe·per·munt·bla·ren

de pepermuntblarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pepermuntblad (verouderd)
    • August stond verstrooid met den stamper voor den porceleinen vijzel, en zijn principaal werd tot zijn schrik gewaar dat hij tweehonderd centenaars, zegge tweehonderd centenaars, gedroogde pepermuntblaren opgegeven had, toen hij zijn bestelbrief nog eens overlas. [1]