• pe·par
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord piparr.

pepar m

  1. (voeding) peper
    «Bak laksen i folie med salt og pepar i ovnen på 225 grader.»
    Bak de zalm in folie met zout en peper in de oven op 225 graden.
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pepar     peparen     peparar     peparane  
genitief