• pel·sen
  • [bijvoeglijk naamwoord] pels met het achtervoegsel -en
  • [zelfstandig naamwoord] pels met uitgang -en
stellend
onverbogen pelsen
verbogen -

pelsen

  1. (materiaalkunde) gemaakt van bont
    • Zij draait zich huiverend in haar pelsen kleed. [1]

de pelsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pels
70 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]


  • pel·sen

pelsen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels


  • pel·sen
Naar frequentie 11607

pelsen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels


  • pel·sen

pelsen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pels