Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peer·group
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord peergroup peergroups
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de peergroupv / m

  1. (psychologie) (sociologie) groep van gelijken
     Kinderen die anders zijn, hebben daarnaast een horizontale identiteit: iets dat hen fundamenteel onderscheidt van hun ouders, én hen wezenlijk verbindt met anderen, aanvankelijk onbekenden: hun peergroup.[1]
     Daarbij wordt de hoogte van de overeen te komen beloningen nadrukkelijk in internationaal perspectief geplaatst. In het belang van de vennootschap vormen ranglijstjes van peergroup hier kennelijk de norm.[2]
     Cyberpesten van bovenaf aanpakken met lespakketten en gedragsregels heeft volgens Delver „volstrekt geen” zin. Hij pleit voor een nieuwe aanpak, waarbij jongeren een sleutelrol spelen door elkaar via sociale media positieve signalen te geven (”positive peergroup educatie”).[3]

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Ik haat het dat mensen met makke zo weinig zichtbaar zijn'” (26 maart 2017), Het Parool
  2.   Weblink bron
    Het Parool
    “'Verzet tegen vijandige overname Unilever en AkzoNobel hypocriet'” (15 mei 2017), Het Parool
  3.   Weblink bron “Digitaal pesten straks nog geniepiger” (31-10-2013), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be