pastorietuin
  • pas·to·rie·tuin
enkelvoud meervoud
naamwoord pastorietuin pastorietuinen
verkleinwoord pastorietuintje pastorietuintjes

de pastorietuinm [1]

  1. tuin die hoort bij de woning van een dominee of pastoor
     Ik verliet het huis en haastte me naar de kleine pastorie, zoals het piepkleine huisje achter in de pastorietuin genoemd werd.[2]
     De rechtbank Lelystad acht bewezen dat M. op 30 maart vorig jaar het schilderij Lentetuin, de pastorietuin te Nuenen in het voorjaar van Vincent van Gogh heeft gestolen uit het Singer Museum in Laren. In augustus vorig jaar heeft hij het doek Twee lachende jongens van Frans Hals gestolen uit museum het Hofje van Mevrouw van Aerden in Leerdam.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
  3.   Weblink bron “Acht jaar cel voor roof schilderijen Van Gogh en Frans Hals” (vrijdag 24 september 2021, 14:14), NOS