pastis
- pas·tis
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘anijsdrank’ voor het eerst aangetroffen in 1978 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pastis | |
verkleinwoord | pastisje | pastisjes |
de pastis m
- anijsdrank met 40-45% alcohol
- Bij pastis mag - moet - u wel kwistig met water plenzen. Dat komt omdat het anethol dat de anijssmaak levert niet amfifiel is, maar integendeel water schuwt. Hoe meer water, hoe meer het uit het glas poogt te ontsnappen, recht uw neus in. [3]
- Afgezien van de Romaanse abdij is ook het plaatsje zelf reden genoeg voor een bezoek. Het ligt langgerekt in de nauwe toegang tot de Verduskloof. Begin beneden, slenter door de middeleeuwse straatjes langzaam omhoog richting het Place de la Liberté en strijk er neer voor een pastis onder de eeuwenoude plataan. [4]
- Het woord pastis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pastis" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pastis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pastis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard VRIJDAG 18 AUGUSTUS 2017
- ↑ Tubantia Hans Avontuur 10-01-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
pastis m
- (spreektaal) penarie, nesten
- «On a pas besoin de ça, quel pastis!»
- Dat kunnen we niet gebruiken, wat een misère! [1]
- «On a pas besoin de ça, quel pastis!»