• pas·si·o·ne·ren
  • uit het Frans

passioneren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
passioneren
passioneerde
gepassioneerd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk enthousiast maken
     Het is nooit mijn eerste drive geweest. Ik heb steeds gezocht naar een taak die me kan passioneren. Als werknemer en als ondernemer gaat het me om inzet en overgave.[2]
     Stendhal heeft een hele reeks essays op zijn naam staan. In deze werken behandelt hij alle onderwerpen die hem passioneren: politiek, de liefde, de kunst, … Hij mengt anekdotes met overpeinzingen en persoonlijke opmerkingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Jan Bosteels
    “Ik haat verspilling'” (27/06/2011), De Standaard
  3.   Weblink bron “Stendhal” (geraadpleegd 9 september 2021), Wikipedia