pasoek

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pasoek    (hulp, bestand)
• IPA: /paˈsuk/

Woordafbreking

• pa·soek

Woordherkomst en -opbouw

• Herkomst: Hebreeuws

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pasoek	pesoekiem
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pasoek v / m

1. (Jiddisch-Hebreeuws) Bijbelvers

Verwante begrippen

• sof pasoek
• Asjkenazisch Hebreeuws: posoek

Gangbaarheid

• Het woord 'pasoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.