pasmo
Niet te verwarren met: pasmó, pásmo |
- pas·mo
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pasmo | pasmos |
pasmo m
vervoeging van |
---|
pasmar |
pasmo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pasmar
vervoeging van |
---|
pasmarse |
pasmo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pasmarse
- pasmo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española