pas af
- pas af
vervoeging van |
---|
afpassen |
pas af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpassen
- Ik pas af.
- gebiedende wijs van afpassen
- Pas af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpassen
- Pas je af?
- Het woord pas af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.