Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·tij·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord partijkaart partijkaarten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de partijkaartv / m

  1. kaart waarmee iemand kan aantonen lid van een bepaalde politieke partij te zijn
     De pers viel aan op Pasternak, éen Jood zonder partijkaart', wiens roman éen vijandige aanval op de Oktoberrevolutie, een kwaadaardige belastering van de bolsjewistische revolutionairen'was.[1]
     Hiddema bood eerder vandaag Blok een partijkaart aan van het Forum voor Democratie. Maar omdat die nu gezegd heeft dat hij zijn gewraakte uitspraken niet meende, wil Hiddema de kaart weer terug.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Hiddema komt van koude kermis thuis” (05-09-2018), NOS