Nederlands

 
Parkeerklem
Uitspraak
Woordafbreking
  • par·keer·klem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parkeerklem parkeerklemmen
verkleinwoord parkeerklemmetje parkeerklemmetjes

Zelfstandig naamwoord

de parkeerklemv / m

  1. wielklem die aan een verkeerd geparkeerde auto wordt bevestigd en die na betaling van de bekeuring hopelijk wordt verwijderd

Gangbaarheid