parbleu
- par·bleu
- Leenwoord uit het Frans, als tussenwerpsel en bastaardvloek voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
parbleu [3]
- (pejoratief) vloek of uitroep van verbazing
- ▸ 'Parbleu, wat is dat?', vroeg De Crem toen hij zijn vrouw nog ostentatief een pakketje in zijn koffer zag stoppen.[4]
- Het woord parbleu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "parbleu" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ parbleu op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Een tango op pantoffels” (6 april 2013), De Standaard
- Verbastering van par Dieu (‘bij God’)
parbleu
- (vulgair), (krachtterm) verdorie, verdikkeme, verdomme