panellid
- pa·nel·lid
- samenstelling van panel en lid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | panellid | panelleden |
verkleinwoord | - | - |
het panellid o
- iemand die lid is van een panel
- Het panellid had een andere mening dan de andere panelleden.
- Het woord panellid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.