pagi-pagi
- pa·gi-pa·gi
pagi-pagi
- 's ochtends vroeg, 's morgens vroeg, vroeg in de ochtend (voor zonsopgang)
- (figuurlijk) vanaf het eerste begin
- al zo vroeg, te snel
- «Jangan pulang pagi-pagi.»
- Ga niet al zo vroeg weer naar huis.
- «Jangan pulang pagi-pagi.»
- [3] lekas-lekas