padecer
padecer
- onovergankelijk lijden, een kwaal hebben, ziek zijn
- «padecer de los bronquios»
- aan bronchitis lijden
- «padecer de los bronquios»
- overgankelijk lijden, ondergaan, dulden, verdragen
- «padecer una operación»
- een operatie ondergaan
- «padecer una operación»
- [1] sufrir