• pach·te·res
enkelvoud meervoud
naamwoord pachteres pachteressen
verkleinwoord

de pachteresv

  1. vrouwelijke pachter; boerin die gehuurde, gepachte grond bewerkt
     Kern van Donizetti's komedie, die in haar lichtzinnigheid vooruitwijst naar het absurde operettetheater van Offenbach , is niet de liefdesdriehoek van boer Nemorino-pachteres Adina-sergeant Belcore, maar het verkoperstalent van Dulcamara, wiens Bordeaux-wijn, versleten voor liefdesdrank, door toeval zo'n gunstig effect heeft dat de kwakzalver zelf in de heilzaamheid ervan begint te geloven.[1]
65 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Roland de Beer
    “Hilarische Donizetti met glitter en brilliantine” (5 december 2001), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be