• paart
vervoeging van
paren

paart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paren
    • Jij paart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paren
    • Hij paart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van paren
    • Paart! 
49 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be