overzomer
- over·zo·mer
- samenstelling van over en zomer ww
vervoeging van |
---|
overzomeren |
overzomer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overzomeren
- Ik overzomer.
- gebiedende wijs van overzomeren
- Overzomer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overzomeren
- Overzomer je?
- Het woord overzomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.