(klemtoonhomogram)

  • over·schat
  • overschát: vervoeging van overschatten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
  • óverschat:  óverschatten ww  zonder de uitgang -en
vervoeging van
overschatten

overschát

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
  2. gebiedende wijs van overschatten
vervoeging van: overschatten…
verbogen vorm: overschatte

overschát

  1. voltooid deelwoord van overschatten
vervoeging van
overschatten

óverschat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat ik overschat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat jij overschat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat hij overschat.