Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·rom·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overrompeling overrompelingen
verkleinwoord overrompelingetje overrompelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de overrompelingv

  1. een plotselinge gebeurtenis waar men niet op voorbereid was
    • De overrompeling van het Spaanse garnizoen op Slot Loevestein door Herman de Ruiter [vond plaats in] december 1570. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen