Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hemd·kraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overhemdkraag overhemdkragen
verkleinwoord overhemdkraagje overhemdkraagjes

Zelfstandig naamwoord

de overhemdkraagm

  1. een omgeslagen rand van een overhemd bij de halsopening
     lk haat die overhemdkragen en te grote stropdasknopen.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535