• over·heids·macht
enkelvoud meervoud
naamwoord overheidsmacht overheidsmachten
verkleinwoord

de overheidsmachtv / m [1]

  1. het vermogen van een overheid om haar wil op te leggen
     Of zijn euforische wens om iedere kapitalistische overheidsmacht de rug toe te keren zijn blik niet had vertroebeld.[2]
     De staatscommissie wil dat de politiek werk maakt van een samenleving waarin "burgers door en tegen de overheid beschermd zijn, invloed hebben op de overheidsmacht en ondersteuning krijgen als dat nodig is". Daarvoor draagt het tien verbeterpunten aan.[3]
  1. orgaan van de overheid die het vermogen heeft zijn wil op te leggen


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026334672
  3.   Weblink bron “'Groeiende zorgen' over Haagse bereidheid rechtsstaat te versterken” (maandag 10 juni 2024), NOS