• o·ver·greb
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Übergriff
  • Afleiding van het Deense zelfstandige naamwoord greb met het voorvoegsel over-
Naar frequentie 10773
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   overgreb     overgrebet     overgreb     overgrebene  
genitief   overgrebs     overgrebets     overgrebs     overgrebenes  

overgreb, o

  1. inbreuk, misbruik, overtreding
  • seksuelt overgreb

overgreb, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van overgrep