overbuurjongen
- over·buur·jon·gen
- samenstelling van overbuur en jongen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overbuurjongen | overbuurjongens |
verkleinwoord | overbuurjongentje | overbuurjongentjes |
de overbuurjongen m
- Jongen die aan de overkant van de straat woont.
- Het woord 'overbuurjongen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.