Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ou·de·ren·uur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ouderenuur ouderenuren
verkleinwoord ouderenuurtje ouderenuurtjes

Zelfstandig naamwoord

het ouderenuuro

  1. een moment op de dag dat specifiek gericht is op mensen met een hoge leeftijd
    • Het ouderenuurtje in de supermarkt zorgde ervoor dat het rustiger winkelen was voor de ouderen.