oud-Indiëganger
- oud-In·dië·gan·ger
- samenstelling van oud bn "voormalig" en Indiëganger zn , volgens spellingregel 6.I geschreven met een koppelteken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oud-Indiëganger | oud-Indiëgangers |
verkleinwoord | - | - |
de oud-Indiëganger m
- persoon die vroeger naar (het voormalige) Indië ging
- Het woord oud-Indiëganger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.