• or·to·dok·si
  • Afkomstig uit het Grieks.

Afleiding van "orthodoxia", dat van ὀρθόδοξος (orthodoxos) komt, dat weer van ὀρθός 'orthos' (recht, juist, waar) en δόξα 'doxa' (mening, glorie) samengesteld is.

  • Woord met het voorvoegsel orto- en met het achtervoegsel -i.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ortodoksi     ortodoksien     -     -  
genitief   ortodoksi     ortodoksiens     -     -  

ortodoksi g

  1. orthodoxie