opwachting
- Geluid: opwachting (hulp, bestand)
- op·wach·ting
- Naamwoord van handeling van opwachten met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opwachting | opwachtingen |
verkleinwoord |
de opwachting v
- bezoek, deftig bezoek.
- Hij maakte zijn opwachting bij de burgemeester.
- Het woord opwachting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opwachting" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be