opstoten
- op·sto·ten
- samenstelling van op en stoten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstoten |
stiet op stootte op |
opgestoten |
klasse 7
zwak -t
|
volledig |
opstoten [1]
- overgankelijk wild opjagen
- vanuit de maag omhoogkomen (van zuur, onverteerd voedsel)
- De eerste symptomen van maagkanker die de kop opsteken zijn pijn in de maagstreek alsook hevige en regelmatige opstoten van maagzuur.
de opstoten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord opstoot
- Het woord opstoten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstoten" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be