oproeping
- op·roe·ping
- Naamwoord van handeling van oproepen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oproeping | oproepingen |
verkleinwoord | oproepinkje | oproepinkjes |
de oproeping v
- één of meerdere personen naar een bepaalde plaats laten komen.
- De oproeping van extra soldaten was niet naar de zin van de bevolking.
- Het woord oproeping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oproeping" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be