opploegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·ploe·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en ploegen ww
Werkwoord
opploegen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opploegen |
ploegde op |
opgeploegd |
zwak -d | volledig |
- met een ploeg omhoog brengen
- wijze van ploegen waarbij men in het midden van de akker begint
Synoniemen
- [1] omploegen
Antoniemen
- openbare belijdenis
Gangbaarheid
- Het woord 'opploegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opploegen" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be