• opp·blåst
  • Afleiding van het Noorse werkwoord blåse met het voorvoegsel opp- en met het achtervoegsel -t.
Naar frequentie 15318

oppblåst

  1. opgeblazen
  2. gezwollen, opgezwollen
  3. (figuurlijk) opgeblazen
  4. (figuurlijk) opgeblazen, verwaand
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud oppblåst mer oppblåst mest oppblåst
o enkelvoud oppblåst
meervoud oppblåste
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
oppblåste mer oppblåst mest oppblåste
  • [1]: en oppblåst ballong
een opgeblazen ballon
  • [2]: oppblåst i ansiktet
een gezwollen gezicht
  • [3]: et oppblåst budsjett
een opgeblazen budget
  • [4]: være oppblåst
verwaand zijn

oppblåst

  1. voltooid deelwoord van oppblåse


  • opp·blåst
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord blåse met het voorvoegsel opp- en met het achtervoegsel -t.

oppblåst

  1. opgeblazen
  2. gezwollen, opgezwollen
  3. (figuurlijk) opgeblazen
  4. (figuurlijk) opgeblazen, verwaand
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud oppblåst meir oppblåst mest oppblåst
o enkelvoud oppblåst
meervoud oppblåste
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
oppblåste meir oppblåst mest oppblåste
  • [1]: ein oppblåst ballong
een opgeblazen ballon
  • [2]: oppblåst i andletet
een gezwollen gezicht
  • [3]: eit oppblåst budsjett
een opgeblazen budget
  • [4]: vere oppblåst
verwaand zijn

oppblåst

  1. voltooid deelwoord van oppblåse