Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·koop·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opkoopprijs opkoopprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opkoopprijsm

  1. (economie) hoeveelheid geld die men betaalt om een goed in zijn geheel over te nemen om dit goed uit de markt te nemen
     Daarbuiten, in de gele zone, kunnen bewoners hun huis op kosten van Defensie laten isoleren. De afgelopen jaren is er veel ruzie geweest over de grens tussen de rode en gele zone en de opkoopprijs van huizen.[1]
     Hongaarse boeren maken bovendien momenteel misbruik van de regeling. Ze telen de mais puur voor de Europese opkoopprijs: 93 procent van de Europese maïsberg ligt momenteel in Hongaarse schuren.[2]
     De BSP verweet ze dat politieke achtergronden daar vaak een bepalende factor zouden spelen, waardoor de belangen van de rijstboeren op de achtergrond zouden raken. Een kwestie die van terugkerend belang is, is de opkoopprijs van de padie die te laag werd geacht.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rolien Créton
    “Noorse defensie betaalt flinke compensatie voor lawaai F-35” (11-03-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Brussel kort productie van suiker” (30 januari 2007), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Bond van Surinaamse Padieproducenten” (geraadpleegd 9 augustus 2021), Wikipedia