ophitser
- op·hit·ser
- Naamwoord van handeling van ophitsen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ophitser | ophitsers |
verkleinwoord | ophitsertje | ophitsertjes |
de ophitser m
- iemand die tracht een rel te veroorzaken door woede aan te wakkeren
- Luister toch niet naar die ophitsers! Die willen alleen maar stennis en chaos.
- Het woord ophitser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ophitser" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be